Waarom mislukte haar huwelijk?
Ze had er alles aan gedaan, alles gegeven wat ze te geven had, en nog was het niet genoeg. Al vaak had ze zich afgevraagd hoe dat kon, wat er dan anders moest. Tot ze op een helder moment zag hoe het in elkaar stak.
Ze zag dat haar man vooral goed voor zichzelf zorgde. En dat zij vooral goed voor hem zorgde. Zo waren er twee die voor hem zorgden, maar wie zorgde er voor haar?
Zolang er geen kinderen waren, was het nog geen probleem, vond ze haar groeimogelijkheden en uitdaging in haar werk, en soms in gemeenschappelijke of aparte vriendschappen.
Maar nadat de kinderen waren geboren, werd alles anders.
Bewust of onbewust kwam het grootste deel van de opvoeding van de kinderen toch vaak op haar neer. Hij bleef fulltime werken, en verwachtte van haar dat zij parttime ging werken.
Haar dagen waren naast haar werk gevuld met de zorg voor de kinderen. Een heel primaire zorg, die veel voldoening kan geven, maar op een heel ander vlak dan ze gewend was. Ze was nooit meer klaar, er was altijd nog zo veel te doen. En ze was zo moe. Door alle gebroken nachten liep ze al zo lang op haar wenkbrauwen dat ze al niet anders meer wist.
Natuurlijk droeg haar man zijn steentje wel bij, hielp hij bij het baden en voeden, bij de leuke dingen, maar hij liet de was en het luiers verschonen graag voor haar liggen. Mede daardoor bleef ze zich volledig verantwoordelijk voelen. Want zij werkte toch parttime? De taken die haar man overnam, verlichtten wel haar werklast, maar niet haar verantwoordelijkheidsgevoel. Ze bleef bewaken dat de kinderen goed werden verzorgd, niets tekort kwamen. Dat wat hij liet liggen, pakte zij op. Ze voelde het als vrouw-eigen. De zorgende taken waren haar taken, dat kon ze niet laten, niet overgeven, en zeker niet loslaten.
En toen ontstond er langzamerhand echt een probleem. Ook voordat de kinderen kwamen, was er in hun huwelijk geen basis van respect, gelijkwaardigheid en waardering. Die had ze in haar ouderlijk huis ook niet ervaren, en daarom viel dat niet zo op. Door de zorg voor de kinderen was ze nu een groot deel van haar zelfstandigheid kwijt. Voor de invulling van het deel van haarzelf dat uitdaging behoefde, moest ze nu veel meer dan voordat ze kinderen had een beroep op haar echtgenoot doen. Want dan moest hij de zorg voor de kinderen even overnemen. Maar wat hier nog een groter probleem was… hij moest zijn vrouw de vrijheid gunnen een deel van haar leven zelf in te vullen. En dat bleek te moeilijk voor hem. Hij leek haar te zien als deel van de huisraad. Ze moest er vooral zijn, voor hem, voor de kinderen, voor het huishouden. Ze moest alle anderen tevreden stellen. En dan ook nog presteren op haar werk.
Voorheen, voor de kinderen er waren, kon ze dit aan zonder zichzelf al te veel tekort te doen. Maar nu ging het niet meer, nu kwam ze langzaam maar zeker tot de ontdekking dat ze al deze taken niet meer kon verenigen. Dat ze er zelf bij inschoot.
Misschien omdat ze niet gewend was voor zichzelf op te komen, om tijd voor zichzelf te claimen, om haar eigen interesses te hebben en te houden, en deze niet opzij te zetten in het belang van anderen om haar heen. Toen ze zich dat begon te realiseren, en probeerde het tij te keren, kreeg ze tegenstand omdat ze niet duidelijk genoeg was. Ze vroeg waar ze had moeten nemen. Ze verzocht waar ze had moeten eisen. En daarom kreeg ze niets.
Want waarom zou hij iets inleveren? Hij was vooral goed in bij zichzelf blijven, en als zij tijd voor zichzelf claimde, moest hij inleveren, dingen overnemen. Hij had geen zin in verandering, hij was best tevreden. Hij had een drukke baan, en had ’s avonds behoefte aan rust aan zijn hoofd. Dus als hij nu maar gewoon nee zei als zijn vrouw weer wat vroeg, dan was hij van het gezeur af, en bleef zijn leventje bij het oude.
Hij realiseerde zich niet dat hij met iedere afwijzing of ontkenning van de behoeften van zijn vrouw om uitdaging buiten het gezin te zoeken, haar een beetje kwijtraakte. Zij realiseerde zich dat ook niet, voordat het tij al bijna niet meer te keren was. Ze begreep dat hij niet wilde veranderen, en accepteerde dat aanvankelijk, had er zelfs begrip voor en leverde dus maar weer een stukje van zichzelf in. Iedere keer weer.
En op een dag merkte ze dat ze te veel had ingeleverd. En tegelijkertijd merkte ze dat het patroon niet meer te doorbreken was. Het was al te vast geworteld in hun dagelijks leven. De enige manier om nu nog wat te veranderen, was met een botte bijl. En dat was haar stijl niet. Ze bleef hopen dat hij in zou zien dat haar behoeften reëel waren, en dat hij haar ruimte zou gunnen. En hij dacht dat het pleit gewonnen was, omdat het gezeur afgelopen was nu hij had aangegeven dat hij geen verandering wilde. Maar zo werkt het niet in het leven.
Het zaad voor het einde van de liefde begon bij haar te kiemen. En dat had ze niet door. Ze bleef begripvol, paste zich weer aan, alweer, en nog een keer. Maar het kostte haar steeds meer moeite. Ze werd ontevreden. Begreep dat niet van zichzelf, kon het niet plaatsen. Stopte het weg, ontkende het voor zichzelf. En op een dag merkte ze dat ze er niet meer langs kon. Dat haar gevoel weg was. Dat ze het niet meer voor hem overhad.
En toen begon ze zich te irriteren, eerst in stilte, en later hardop. En daaraan begon hij zich te irriteren: wat zat ze toch te zeuren, ze hadden het toch goed? Waarom deed ze zo moeilijk?
En omdat hij toen nog niet, of juist nog meer niet bereid was rekening met haar te houden, was het eind onafwendbaar. En kwam de dag waarop ze wist dat ze niet langer voor alle anderen kon kiezen, omdat ze zichzelf kwijt was. Dat ze geen keus meer had. Dat ze voor zichzelf moest kiezen, omdat ze anders in zou storten en niemand meer wat aan haar zou hebben. En dat punt was niet ver meer verwijderd.
Op een dag kwam ze na een lang weekend ’s morgens thuis nadat ze de kinderen naar school had gebracht. Haar man was ook weer aan het werk. Ze opende de voordeur, stapte naar binnen, en viel. Viel in het diepe gat dat daar blijkbaar was gegraven terwijl ze even de kinderen wegbracht. Ze viel en viel en viel en wist: dit is het einde. Ik kan niet verder. Er moet iets veranderen. En ze belde haar moeder, die haar aanhoorde en zei: ‘kijk of je een huis voor jezelf kunt krijgen’. Dus belde ze de woningbouwvereniging, en hoorde daar dat ze geen huis zou krijgen als ze niet gescheiden was. Dus belde ze ook een advocaat en zette het scheidingsproces in werking. En daar heeft ze geen seconde spijt van gehad, hoe moeilijk het alleen opvoeden van haar nog jonge kinderen haar vaak ook viel.
Misschien had een scheiding nog kunnen worden voorkomen als haar man op tijd had ingezien dat een goede relatie betekent dat je naast elkaar loopt op dezelfde weg, niet naar elkaar toe gericht, maar samen naar voren gericht. Aan beide kanten zijn zijwegen, en beiden zullen die zijwegen willen onderzoeken, daar nieuwe ervaringen opdoen, groeimogelijkheden vinden.
In een goede relatie komen man en vrouw weer terug op de hoofdweg, en vinden daar de ander die geduldig wacht, die wil luisteren naar het enthousiasme die de nieuwe ervaring heeft opgeleverd, of die wil troosten als de nieuwe ervaring verdriet heeft opgeleverd. Die als vangnet wil fungeren, als rots in de branding, als punt om bij thuis te komen.
Vrijheid in geborgenheid.
De vrijheid om je eigen weg te zoeken en de geborgenheid dat er altijd iemand is op wie je terug kunt vallen. Alleen dan kunnen beiden hun eigen weg volgen, en hun gezamenlijke weg volgen. Thuiskomen bij elkaar.
Zie het leven als een feest. Je gaat er samen naar toe, je ontmoet vele mensen met wie je iets kunt delen: een gesprek, een dans, vul maar in, en tijdens de avond gaat ieder zijn eigen weg. Af en toe vang je elkaars blik, wetend dat het goed is. En van één ding ben je heel zeker: je gaat samen weer naar huis, allebei verrijkt met nieuwe ervaringen, die je met elkaar kunt delen, waardoor je ook samen kunt groeien.
En je kruipt in bed tegen elkaar aan, wetend dat het goed is. Dat je samen sterk bent, omdat je ook op jezelf kunt staan. Dat je elkaar kunt verrijken, elkaar niet belemmert. Dat je de ander de vrijheid laat te groeien op zijn of haar eigen manier, en dat je kunt genieten van de groei van de ander, dat je daar ook zelf weer wat van kunt leren. Dat de groei van de ander jou niet beperkt, maar zelfs kan verrijken.
Dan kun je samen oud worden, in harmonie. Omdat je jezelf mag zijn, in al je facetten. En omdat je weet dat je goed bent zoals je bent. En omdat de ander voor jou goed is zoals hij of zij is. In al jullie facetten. Dat ook de minder mooie kanten er mogen zijn, dat de onzekerheden door de ander worden verzacht, niet versterkt.
Dan pas is er sprake van echte liefde.